Vlampunt
Dit is de laagste temperatuur waarbij een vloeistof nog genoeg damp afgeeft (onder specifieke omstandigheden) om tot ontbranding te kunnen komen wanneer hij in contact komt met een ontstekingsbron.
Zelfontstekingstemperatuur
Dit is de minimumtemperatuur nodig om een zelfonderhoudende verbranding van gas of damp of stofwolk zonder contact met een externe vlam of vonk te initiëren.
Onderste en bovenste explosielimiet (LEL & UEL)
Dit zijn de limieten (uitgedrukt in volume % damp of gas, of gram stof per m³) van het "explosiegebied". Dit is het concentratiegebied van een ontvlambaar mengsel in lucht waarbinnen een explosie kan plaatsvinden.
Onder de LEL is het mengsel te arm. Boven de UEL is het mengsel te rijk (met andere woorden: er is niet genoeg O2 aanwezig).
Temperatuursklasse
De temperatuursklasse heeft betrekking op de maximale oppervlaktetemperatuur (MST) van het apparaat volgens onderstaande tabel:
Temperatuursklasse | Max. oppervlaktetemperatuur |
T1 | 450°C |
T2 | 300°C |
T3 | 200°C |
T4 | 135°C |
T5 | 100°C |
T6 | 85°C |
De keuze van de temperatuursklasse of maximale oppervlaktetemperatuur gebeurt als volgt:
Voor gas:
- De temperatuursklasse dient gekozen te worden in functie van de ontstekingstemperatuur van het betreffende gas of damp
- Bij ventilatoren van Categorie 2 mag de temperatuursklasse niet meer bedragen dan 80% van de ontstekingstemperatuur. Bij Categorie 3 is dit niet het geval
Voor stof:
- De maximale oppervlaktetemperatuur moet gelijk zijn aan of lager zijn dan de laagste waarde van:
- 2/3 van de ontstekingstmperatuur van een stofwolk
- De ontstekingstemperatuur van een stoflaag -75°C
- Bij stof wordt de maximale ontstekingstemperatuur steeds absoluut opgegeven (dus niet de temperatuursklasse)
Explosiegroep
Groep II is onderverdeeld in explosiegroepen.
A, B en C zijn een onderverdeling volgens de grensspleetbreedte (MESG, Maximum Experimental Safe Gap). Deze drukt uit hoe klein een opening dient te zijn zodat aan een vlam dusdanig energie onttrokken wordt zodat de vlam dooft. Er bestaat ook een directe relatie met de nodige ontstekingsenergie. Voor ventilatoren maakt Almeco geen onderscheid tussen IIA en IIB. Er bestaat wel een apart ontwerp voor waterstof uit explosiegroep IIC.